Een luikenkap maken (en onderhouden)

Een luikenkap maken… Nooit gedaan, dat is geen dagelijkse kost voor een jurist. Maar gelukkig is er het internet en, hoezee!, daar is INFO 20M te vinden. Een onschatbare bron van informatie, met voor ons de prachtige beschrijving van Simon de Waard over luiken en merkels: zie Info 20M.

Het gaat een hele klus worden, maar de Cornelia is in 1903 afgeleverd met een Friese luikenkap en die wil ik terug.

Omdat ik de den niet veel wil verhogen, wel 10 cm isolatie onder de (stalen) binnenkap wil én overal binnen de den wil kunnen staan, zijn ouderwetse houten merkels geen optie; die nemen te veel ruimte (hoogte) in.

De kap is 11,72 m lang en de luiken hebben een (variërende) lengte van ongeveer 1,55 m. De merkels zijn van staal, U-vormig en ongeveer 45 mm breed.

In overleg met de Friese Fijnhouthandel in Schraard is gekozen voor Douglas Aquawood, een naaldhoutsoort (Douglas spar) die met een bifluoride is verduurzaamd, in de maat 170 x 27 mm. (Er wás ook plantage-teak  voor een schappelijke prijs, maar dat is toch altijd nog bijna drie keer zo duur. Dat doen we maar niet. De kap kost nu al een lieve duit…) Volgens Simon de Waard is 32 mm een gebruikelijke dikte, maar op mijn kleine scheepje zal 5 mm minder niet misstaan. Het hout zit op lengtes van 5 meter. Daar haal ik drie luikenplanken uit, de restanten zijn te kort om als klamp te dienen.

Douglas is geen heel zware houtsoort, werkt dus relatief weinig. Bovendien neemt Aquawood weinig water op. We kunnen er dus vanuit gaan dat het zwellen onder invloed van vocht (radiaal en tangentieel) gering zal zijn, minder dan 1,5 %. De thermische uitzetting van hout is te verwaarlozen. Dat betekent dat bij een breedte van 170 mm met 2 mm tussenruimte kan worden volstaan. Rekening houdend met een onderlinge afstand tussen de luiken van 5 mm komt de werkende breedte van een luik op 3 x 170 + 2 x 2 + 5 = 519 mm. Ik heb dan 22 hele luiken nodig aan SB en 22 aan BB en ook 2 maal een pasluik van ongeveer 30 cm.

De buitenplanken van de luiken moeten van boven (hartzijde van het hout!) aan een kant afgerond en aan de andere kant van de presenning-sponning zijn voorzien. Aan de onderkant (bastzijde van het hout) moet aan de buitenzijde van het hout een waterhol zijn ingefreesd. De middenplanken van de luiken hebben alleen aan de bovenzijde (hartzijde), maar wel aan weerskanten, een sponning voor de presenning. Volgens Simon is het gangbare presenningband dat door het Textielmuseum wordt geweven 35 mm breed. Omdat het in het midden iets bol moet staan moet de totale sponningbreedte 30 mm zijn. Daarvan is 2 mm de tussenruimte tussen de planken, zodat iedere sponning 14 mm van de zijde van het hout moet worden ingefreesd. Vanwege de bolling in de presenning, die niet boven het luik mag uitkomen, neem ik een sponningdiepte van 8 mm. Diezelfde maat houd ik (arbitrair) ook aan voor de kromtestraal van de afronding van de buitenzijde aan de bovenkant van de luiken. Dat levert een doorsnede op zoal hieronder getekend:

Bij 44 luiken en twee pasluiken heb ik 88 + 4 = 92 buitenplanken nodig, bij 3 per lengte van 5 m dus 31 lengtes. In de 44 luiken zitten 44 middenplanken, bij 3 per lengte dus 15 lengtes. Bij elkaar is dat 46 lengtes oftewel 39,1 m2. Eén extra lengte, ongefreesd, als reservemateriaal naast de ene buitenplank en de ene middenplank die ik overhoud (als ik niets verknoei!) is geen overbodige luxe. 47 Lengtes van 5 m, gezaagd en eenzijdig geschaafd, dat kan de Friese Fijnhouthandel leveren. Ze doet er ook nog voldoende op de goede maat gezaagd eiken bij, voor de klampen. De profielen frezen kan bij Van der Werf in Bolsward, maar daar neemt mijn houtleverancier geen verantwoordelijkheid voor. (Dat had een waarschuwing moeten zijn… Als ik later aan het verwerken ga, blijkt dat die houtbewerkers in Boalsert ofwel niet weten wat de hart-zijde van een plank is ofwel niet opletten wat ze aan het doen zijn: een aantal lengtes (dus drie keer zoveel planken) is aan de verkeerde kant gefreesd. Maar ja, daarover in discussie gaan? Mijn vader was ook een Fries…)

Thuis wordt al dat hout eerst opgeslagen naast het huis. Dan, met de afkortzaag van buurman Jaap, alle lengtes op 1,57 afzagen, in een verstek dat gelijk is aan de helling van de kap (12 graden), zodat de kopse kanten straks verticaal staan. Met hulp van Louis en Laus worden alle 136 planken in de Tenco Houtcoat Zwart gezet, net als de 138 eiken klampen die de planken tot luiken moeten maken. De stapels planken sorteren op buiten links, midden en buiten rechts (=buiten links, maar hoge en lage uiteinde verwisseld, dus omgedraaid). En dan kan de montage beginnen!

Eerst maak ik een luik voor proef, zodat ik weet wat ik tegenkom aan problemen. Dan maak ik een mal, waar Louis Banning en ik de drie planken inleggen, 2 mm van elkaar gehouden door plastic wiggen. Tegen nokken op de zijden van de mal komt een paslat waar de klamp inpast. Alle klampen zijn tevoren met een zelfgemaakte aluminium boormal voorzien van zes gaten en al die gaten (412) zijn daarna aan de onderzijde met een blindgatboor van 25 mm zo’n 10 mm verdiept. Ik gebruik geen klinkboutjes, maar RVS slotbouten die iets korter zijn dan de dikte van plank en klamp. Eenmal in de mal worden de gaten door klamp en planken geboord. Dan komen de slotbouten van onderaf door de plank en de klamp, RVS ringetje erop, RVS moertje erop en met een dopbit op de schroefboormachine goed aangedraaid. Dat twee keer per luik en dan kan dat luik uit de mal. Het bovenste uiteinde wordt met de bandschuurmachine iets afgeschuind, wat het een stuk makkelijker maakt ‘m onder het kapdeksel te schuiven zonder de kopse kant te beschadigen. Aan de onderzijde in de middenplank nog een blind gat van 25 mm en 3 mm diep maken, waar vervolgens het nummer van het luik in komt. Nog wat houtcoat op de afgeschuinde bovenkant, de verzonken boutgaten in de klamp en de ronde nummerplaatjes en één luik is (bijna) klaar. Dan kunnen de luiken naar het schip, waar de plaats van de laatste (onderste) klamp afgetekend kan worden. Als ook die is gemonteerd kunnen de uiteinden van de luiken in één vloeiende lijn, met de decoupeerzaak in verstek, op lengte worden afgezaagd.

Mal voor een scheepsluik, met paslat voor de klampen
Planken in de mal, paslat erover, klamp op de plaats en de gaten dóórboren in de planken
Louis schuint de bovenkant wat af
In plaats van klinkboutjes gebruik ik RVS slotboutjes
Bij het maken van de verzinkgaten moeten de middenklampen vanaf de andere kant worden ingeboord, zodat de diagonaal waarop de bouten zitten telkens verspringt
Zwarte plastic rondjes van 25 mm, waarin het nummer van het luik is ingefreesd

En dan denk je dat je een heel eind bent, maar hoe zat dat ook weer met die presennings? De naden tussen de planken moeten met presenningband waterdicht worden gemaakt. Dat deden ze vroeger met teer, maar dat mag nu niet meer. En omdat teer zacht wordt door de warmte, moest er onder die presenningband een strook geolied papier, zodat er geen teerdruppels op de lading konden komen. Dus kocht ik bij de Makro wat rolletjes gewoon papier voor de kassa, zaagde die doormidden en had toen precies 30 mm breed papier. Met een oud diepvriesbakje improviseerde ik een olieinrichting, waarin de strook papier van de rol door de lijnolie werd geleid en dan op de juiste lengte kon worden afgeknipt.

Onder onze luiken komt geen dure kaas te liggen en waterdicht hoeven ze ook niet te zijn: er zit immers een stalen kap vlak onder. Zwart hoeven mijn presennings dus alleen voor het oog te zijn. Daarom meende ik slim te zijn en de presenningband met textielverf zwart te verven. Dat was om twee redenen een verkeerde gedachte… In de eerste plaats kromp dat presenningband, ruim op maat afgeknipt, in de wasmachine tijdens het verven enorm; ik heb ze er behoorlijk op spanning op moeten zetten, anders had ik ze allemaal kunnen weggooien. Maar ten tweede bleek die textielverf het daglicht niet te kunnen velen; al heel snel verbleekte de geverfde presenningband naar een stemmig lichtgrijs.

De bifluoridebehandeling van mijn Douglas Aquawood maakt dat ik na twee jaar nog geen spoortje van aantasting heb gezien. Maar het lijkt wel een beetje ‘uit te zweten’ en de hechting van de houtcoat is iets minder goed dan op onbehandeld hout. Dat betekent dat mijn luikenkap nu wel een touch up nodig had. Daarbij had ik kennis gemaakt met een soort vloeibare rubber (Bison Rubber Seal) dat heel mooi zwart opdroogt en, hoewel het wat dof wordt, goed kleur houdt en flexibel blijft. Het is goed overschilderbaar, heel goed spleetvullend, waterdicht en bevat geen oplosmiddelen (waterbasis). Dus op elk luik de presennings afplakken, twee keer met Rubber Seal insmeren, dan de planken grof schuren en nog eens in de houtcoat zetten. Nu ziet de luikenkap er weer goed uit.

Een luik dat wel een opknapbeurt kan gebruiken
Presennings afgeplakt
Presenningband “geteerd”
En een fris verfje erop
En de opgeknapte luikenkap is weer compleet