Geschiedenis van het schip

De Cornelia is gebouwd in 1903 en afgeleverd op 19 september. In 2023 hebben we, op Prinsjesdag, met de vrijwilligers haar 120ste verjaardag gevierd. Van de ongeveer 1800 historische bedrijfsvaartuigen in het Bestand Historische Schepen (BHS) zijn er maar 8 die in 1903 of eerder oorspronkelijk als motorschip (niet als zeilend vrachtvaartuig) zijn gebouwd en in Nederland bewaard zijn gebleven. De Cornelia is dus een zeldzaamheid, zelfs in ons land met zijn grootste vloot varend erfgoed in de hele wereld.

Gebouwd op een werf van de familie Boot belichaamt het schip ook om een andere reden een stuk geschiedenis: die familie had twee werven in Alphen aan den Rijn en werven in Woubrugge, Zoeterwoude, Delft en Leiden (waar de Cornelia van stapel liep). Ze zijn bepalend geweest voor de ontwikkeling van de Nederlandse binnenvaart en nu nog is bijna 10% van alle schepen die in het BHS zijn opgenomen afkomstig van een Boot-werf.

Oorspronkelijk heette het schip Rapide III. De opdrachtgever was de firma Gebr. Stuijt, een grote kaasproducent en -handelaar in Purmerend. De bouwtekening en het bestek zijn bewaard gebleven, net als de door de werf bijgehouden besomming. Zo weten we dat er door de werf ongeveer 24% winst is gemaakt op het schip.

1n 1919 is het schip gekocht door de metaalmaatschappij S.A. Vles en Zonen, gevestigd aan de kop van de Persoonshaven in Rotterdam. Op een foto van het pand van Vles uit 1930, opgenomen in een gedenkboek ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het bedrijf, is waarschijnlijk het (door hen tot Henri omgedoopte) schip te zien. Helaas is de hoofdvestiging van Vles bij het bombardement op Rotterdam volledig in de as gelegd en zijn de archieven en foto’s dus allemaal verloren gegaan.

In de Tweede Wereldoorlog is de handel in metalen en scheepsbenodigdheden van de joodse (!) familie Vles door de Nazi’s onder bewind gesteld als vijandig bezit in bezet gebied. Het bewind is in 1943 opgeheven. Waarschijnlijk was er toen te weinig metaal over om op commerciĆ«le schaal te verwerven en voor de Duitse oorlogsinspanning in te zetten. In ieder geval heeft zich in 1943 een “Naamlooze Vennootschap Motorboot Henri” bij het Amsterdamse kadaster gemeld met een eigendomsverklaring, inhoudende dat de NV eigenares was van het schip, en verzocht deze eigendom in te schrijven in het kadaster, wat ook is gebeurd. Uit archieven van de Kamer van Koophandel blijkt dat het hier ging om een vennootschap die werd bestuurd door mensen die de familie Vles goed gezind waren, waaronder een vroegere procuratiehouder en latere directeur van Vles, Nicolaas Tinbergen (een neef van de gelijknamige Nobelprijswinnaar).

Na de oorlog heeft het schip waarschijnlijk gewoon weer dienst gedaan voor S.A. Vles en Zonen N.V. Naar verluidt is het in de jaren ’50 bij het laden of lossen verkeerd belast, gezonken en gescheurd; de Henri is toen op een onbekende werf hersteld en verkocht aan Jo Lubbers van Lubbers Machinefabriek in Hengelo (O), die het schip heeft voorzien van een fors hijstuig en voor zijn bedrijf aan de Havenkade heeft afgemeerd, waar het dienst deed als kraanponton en opslagruimte. Lubbers Machinefabriek is in de jaren ’90 overgenomen door Dienstverlening Scheepvaart Hengelo B.V. (het bedrijf van Harm en Jakoba van der Klei) en het ‘werkscheepje’ dat tot de inventaris behoorde ging mee over. De naam werd veranderd in DSH II. Eind 2011 is het schip door Lianne en Peter Banda gekocht van de familie Van der Klei. Toen heeft het schip haar huidige naam gekregen: ze is vernoemd naar Lianne Banda, wier eerste doopnaam Cornelia is.